strapsGIPS

Komt van het Griekse woord : gypsos en is gedeeltelijk gedeshydrateerd calciumsulfaat. Zwavelzure kalk die gemalen en gebrand wordt tot 120° zodat de helft van het kristalwater verdwijnt. Het is één van de belangrijkste en meest gebruikte materialen voor het copiëren, maar ook ontwerpen van allerlei vormen daar het een grote nauwkeurigheid in weergave geeft. Het is bijzonder geschikt voor het vervaardigen van grote series en een gipsen mal kan lang bewaard blijven.

Hoe aanmaken?
Eerst de benodigde hoeveelheid water in een emmer doen en dan de hoeveelheid gips er aan toevoegen. NOOIT !! omgekeerd. Bedenk dat het water dat je in de emmer doet 1/2 van de totale hoeveelheid zal bedragen. Strooi het gipspoeder met de hand in het water totdat er eilandjes worden gevormd op het wateroppervlak. De gips en het water mengen zonder dat er luchtbellen in komen. Goed met je hand in het mengsel blijven roeren en alle eventuele brokjes of klontjes fijnmaken met je vingers tot een homogeen mengsel. Werk met zuiver materiaal, vrij van gipsresten.

Het stollingsproces
Het gips ondergaat na het mengen een thermisch proces en zal warm worden.
Tijdens het uitharden van de gips zet hij lichtjes uit, dus zorg dat hij een stevige bekisting heeft en blijf erbij! Zodra de gipsen mal afkoelt is het uithardingsproces voltooid en kan de mal uit zijn bekisting verwijderd worden. Een meerdelige mal kan op dat moment voorzichtig opengemaakt worden onder warm water.
Werk de mal af met behulp van een gipsrasp, randen zacht zetten door af te schuinen, eventuele oneffenheden wegwerken.

Meerdelige mallen
In de keramiek wordt er vaak gewerkt met mallen, zodat een werkstuk makkelijk enkele keren gemaakt kan worden. Er bestaan twee verschillende soorten mallen: drukmallen en gietmallen. Een drukmal wordt ingelegd of geëstampeerd met gewone klei, een gietmal gevuld met gietklei. Je kan met beide technieken zowel open als gesloten vormen maken. Het verschil zit hem vooral in de klei.

Met gietklei is het mogelijk om dun werk te maken, ook kun je het nog goed repareren en bijwerken na het uithalen uit de mal.

Hoe maak je een meerdelige mal?

We nemen als voorbeeld een bol (plastiek of klei). Deze wordt tot halverwege in klei ingebed. Het is uiterst belangrijk dat de vorm precies tot aan het breedste van de vorm wordt ingebed (ten minste als het mogelijk is om in twee delen af te gieten). Hou je hier niet voldoende rekening mee, dan is het onmogelijk om de mal te openen en de vorm er terug uit te krijgen zonder je mal te beschadigen. Je kan dit breedste punt gemakkelijk bepalen met een driehoek. Zet de vorm eventueel met een prop klei vast in het midden van je werkplank. Teken met een watervaste stift of een fijn mesje de lijn af tot waar zal moeten worden ingebed met klei. Door je werkplank te draaien, kan je een mooie lijn bekomen. Nu kan je de vorm inbedden met klei, hierbij is de rand waar de klei de vorm net raakt van belang, dat die zo scherp mogelijk is. Dit zal je fijnere gietnaden geven bij het afgieten.
Nu kan de vinyl of houten planken er rond (minstens 3 cm) en kan het afgieten beginnen. Hou er ook rekening mee dat je minstens tot 3 cm boven het hoogste punt van de vorm giet. Markeer dit met een stukje klei die je vastplakt tegen de wand. Gips heeft een enorme kracht waardoor hij niet goed stevig gemaakte wanden wegduwt.
Na het uitharden en afkoelen van je gips kan alles er rond weg, ook de klei. De vorm kan je nu omdraaien om het tweede deel af te gieten. Je vorm blijft op zijn plaats in de gips! Slotgaten worden in de gips gedraaid met een muntstuk of je kan blokjes uitsnijden met een mesje. De gips nauwkeurig enkele keren dun insmeren met vloeibare zeep (bruine zeep) of mallenvet. Een gietopening kan uitgespaard worden of nadien als je mal droog is, geboord worden.
Als je mal weer uitgehard en koud aanvoelt kan je alles verwijderen rondom, de hoeken en scherpe randen wat bijwerken en afschuinen met een rasp.
De mal doe je open onder warm stromend water. Nooit trekken, zachtjes losmaken door te proberen tussen de naden water te krijgen.
Als de vorm eruit is, maak je de mal proper met een zachte spons en zet je hem in elkaar te drogen op houten latjes.

Wat moet je insmeren met vloeibare zeep of mallenvet?
Alles wat niet pelbaar en hard is zoals metaal, steen, pvc, gips… Dus klei, zachte plastiek en stoffen zijn pelbaar. Karton wordt zacht door het opzuigen van het water van je gips, deze dus vooraf bewerken met een vernis. Hout zet uit door het opzuigen van het water van je gips, waardoor je mal zal barsten, dus voorweken in water. Glas is een uitzondering en heeft geen smeermiddel nodig tenzij de vorm veel reliëf heeft.

Nog een tip bij het bepalen van de lijnen voor het onderverdelen van je maldelen : wat van bovenaf gezien loodrecht op de vorm zichtbaar is, is conisch en dus lossend. Te diepe inhammen of gaatjes stop je beter wat dicht met klei.

GIETKLEI

Gietklei is poederklei die vloeibaar gemaakt wordt door toevoeging van water, waterglas en gecalcineerde soda. Net zoals bij gewone klei bestaat er aardewerk -en steengoedgietklei.

POEDERKLEI + WATER + WATERGLAS + SODA = GIETKLEI

Gietklei wordt gebruikt bij het werken met mallen, maar er kunnen ook slabs mee worden gegoten. Gietklei kun je volledig kant en klaar kopen, maar je kan het ook zelf aanmaken. Bij de kant en klare gietklei is het soms nodig om nog een paar druppeltjes defloculant (type Dolapix) toe te voegen en eventueel een scheutje water. Ook moet je de gietklei voor gebruik mixen en zeven om klonters te vermijden.

Enkele recepten voor gietklei

Aardewerkgietklei max.1140°C

2,5 kg WP30 poederklei

1 l water

8 cl waterglas

10 g gecalcineerde soda

Steengoedgietklei 900°C tot 1300°C

2,5 kg St.-Joris poederklei

1,6 l water

30 g waterglas

17,5 g gecalcineerde soda

Ingieten van de mal: Als de mal volledig droog is, kun je beginnen met gieten. Om aansluiting tussen de delen zo goed mogelijk te maken (en de gietnaden zo onopvallend mogelijk) moet je de helften tegen elkaar aanklemmen met rubberbanden of spanriemen. Daarna de delen nog verder aanspannen door wiggetjes of latjes bij onder de riem te klemmen. Vul de mal tot helemaal boven met gietklei, omdat de gietklei ‘zakt’ bij het aanzuigen in de mal. Zo nodig moet je bijgieten om de aangezogen dikte te kunnen zien. De eerste vorm die gegoten wordt is eigenlijk steeds een test. Kleine werkstukken (< 10 cm) zullen slechts een 15 tot 30 minuten moeten ingegoten worden, terwijl dat bij grote werkstukken (> 30 cm) 30 tot 45 minuten zal zijn. Het is dus steeds belangrijk om het ingieten te timen. Schud de vorm zachtjes heen en weer voor het uitgieten. Dit zorgt ervoor dat de gietklei als het ware terug geactiveerd wordt en dus soepeler uitloopt. Zorg er steeds voor dat de gietklei er niet uit klokt, dus rustig uitgieten en eventueel de mal een aantal keer kantelen om er lucht bij te laten. Gebeurt dat wel, dan ontstaat binnen de vorm onderdruk die het gietsel van de wand kan wegtrekken (zeker bij een kleine gietopening goed opletten). Na het leeggieten kuis je de gietopening en zet je de mal op zijn kop te drogen bovenop twee latjes, zodat hij nog verder kan uitlekken. Na 24 uur kan je de vorm openen.

Inkleuren van de gietklei

Je neemt een hoeveelheid gietklei 100 ml met een maatbeker en voegt daarbij de hoeveelheid van het oxide. Maak eerst vooraf proeven met 10ml en laat deze drogen op een gipsenplaat.

Inkleuren van de kleimassa

IMG_6248

Je neemt een hoeveelheid droge klei, 100 gr en voegt de hoeveelheid van het oxyde toe. Nauwkeurig afwegen is hier van groot belang. Je kan best de oxides op een klein stukje papier afwegen op een zeer nauwkeurige weegschaal. Daarbij meng je water tot je een soort pasta krijgt. Deze leg je op een gipsen plaat. Als de massa wat steviger is dien je deze nog enkel door te kneden en je ingekleurde klei is klaar. Het gebruik van latex handschoenen en een stofmasker is hier verplicht.

De percentages die vermeld worden komen overeen met de stalen in de ovenruimte:

1- FeO (ijzeroxyde) 2% roze tot grijsbruin

2- FeO (ijzeroxyde) 5% donker roze tot zandkleur

3- MnO (mangaanoxyde) 2% beige

4- CuO (koperoxyde) 2% groen

5- CoO (cobaltoxyde) 1% blauw

6- CoO (cobaltoxyde) 4%

7- CrO (chroomoxyde) 1% groen

8- CrO (chroomoxyde) 4%

combinaties van oxydes kunnen ook

9- 1% CoO + 1% MnO grijs/blauw

10- 3% FeO + 1% MnO beige

11- 1% CoO + 1% FeO paars

TERRA SIGILLATA

Het kenmerkende van een terra sigillata is het zachtglanzende uiterlijk.  Doordat de aangebrachte laag zeer dun is heeft ze ook geen invloed op de textuur van het werkstuk.  Alle details van de huid van de klei blijven nagenoeg zichtbaar. Terra sigillata is een kleislib.  Door een proces van bezinken in water worden de fijne kleideeltjes van de zware gescheiden. Het zijn de fijne deeltjes die verantwoordelijk zijn voor de specifieke glans.  Zwaardere deeltjes zullen sneller zakken dan de lichte, fijnere deeltjes zodat deze zich als een als een apart laagje boven op de zwaardere deeltjes afzetten.
Dit proces is met behulp van een defloculant te verbeteren, bijvoorbeeld dolapix. Door overhevelen bekomt men uiteindelijk de terra sigillata.

Basisrecept: Poederklei 100 + Water 140% + Dolapix PC 67 1%

Hoe ga je te werk? Aan de benodigde hoeveelheid water wordt dolapix toegevoegd. Goed roeren. Klei toevoegen met de hand waardoor je klontertjes vermijdt. Het geheel weer goed doorroeren. Gedurende 2 à 3 uur het mengsel laten bezinken. Rustig het vloeibare gedeelte overgieten tot de op de bodem bezonken dikke laag zichtbaar wordt. (de onderlaag niet omwoelen!) Als je een glazen pot gebruikt kan je het proces goed volgen: onderin zit een wat donkerdere massa van de zwaardere kleideeltjes. Bovenop zit de laag met de fijne kleideeltjes.  Als je te veel water gebruikt hebt zit er boven deze laag nog een laagje water. Test : Met een zachte, synthetische kwast kan je twee tot drie dunne laagjes aanbrengen op een droge ongebakken scherf.  De glans die na het drogen overblijft geeft een goede indicatie van de glans na het bakken.
Je kan ook het litergewicht afwegen. Deze dient tussen de 1140 g en 1160 g te liggen.

Hoe gebruik je een Terra Sigillata?

Voor het gebruik van de terra dien je steeds het mengsel goed door te roeren.  Dat komt omdat het scheidingsproces van fijne en grove deeltjes blijft verder werken. De terra blijft bezinken.  Het beste kan je het met een synthetische kwast (bv. van het merk Taklon) aanbrengen op ongebakken en zeer droge klei.  Twee tot drie dunne laagjes die je haaks over elkaar heen zet is voldoende.  Dikke lagen dien je te vermijden in verband met het afbladderen van de laag. Ook moet je er voor zorgen dat de ondergrond stof- en vetvrij is.  Op een biscuit gestookte scherf kan eventueel ook terra sigillata aangebracht worden, maar je moet ervoor zorgen dat je die lichtjes besproeit met een laagje water voor de zuigkracht van de scherf.

Je kan verschillende tinten en kleuren bekomen.  Veel is afhankelijk van de poederklei waarmee je start.  Neem je een witte poederklei dan krijg je tinten wit die variëren van wit tot roos of beige.  Maar je kan ook een roodbakkende of zwartbakkende poederklei gebruiken.